en de fr es

Home Alfabet Categorieën Link aanmelden Link wijzigen Adverteren Login Contact

Kerst versjes

Kerstfeest Kerstfeest dat zijn lampjes in de bomen zingen bij het kaarslicht met elkaar stille nacht en nu zijt wellekome met witte sneeuw en wolken engelenhaar Kerstfeest dat is altijd weer bijzonder dan willen alle mensen samen zijn en een beetje denken aan het wonder van dat ene kindje teer en klein Kerstfeest dat zijn alle kleine dingen die ene ster die schittert in de nacht en engeltjes die altijd zullen zingen voor iedereen die nog op vrede wacht Kerstfeest in het bos Er staat een kerstboom in het bos met kleine engeltjes van hout met rode kaarsjes en een piek en balletjes van goud De boswachter heeft hem versierd voor alle dieren in het bos en er ligt ook voor allemaal een heel klein pakje op het mos De egel komt en het konijn het hert, de vos, de nachtegaal en iedereen roept naar elkaar: een vrolijk kerstfeest allemaal! De allerbeste wensen Sneeuw die dwarrelt neer wel honderdduizend vlokjes en in de winkelstraten klinkt de kerstmuziek binnen staat een boom met rinkelende klokjes wat slingers eromheen en bovenin een piek De postbode die brengt vandaag voor alle mensen weer grote stapels post hij heeft het heel erg druk en brengt voor jou en mij de allerbeste wensen voor in het nieuwe jaar: veel voorspoed en geluk Een engeltjesdroom Ik lag in mijn bedje - toen kreeg ik een droom ik was een klein engeltje hoog in de boom Ik poetste de ballen - ik stofte de piek en maakte met klokjes een beetje muziek Ik vlocht in de slingers wat engelenhaar Ik keek naar de kransjes en at er een paar Ik klom langs de takken - maar o wat een pech een takje was glad en mijn voetje gleed weg Ik viel naar beneden - "t was uit met de pret ik schrok want ik lag op de grond naast m'n bed Kind 1. Wij versieren onze kerstboom Kind 2. Hier een bal en daar nog één Kind 3. Ik schuif kransjes aan de takken Kind 4. En ik proef er even één Kind 1. Wij versieren onze kerstboom Kind 2. Oei, die bal valt op de grond Kind 3. Maar de chocolade kransjes Kind 4. Stop ik liever in mijn mond Kind 1. Wij versieren onze kerstboom Kind 2. Kijk, de piek gaat bovenop Kind 3. Maar de chocolade kransjes Kind 4. Gek hè, die zijn zomaar op Alle vier: Snap jij dat nou?

  • Google

Kerstgedichten en Kerstversjes

Park in de winter Het park ligt wijd en zijd onder de sneeuw en rond de zwarte groeve van de takken zweeft als een lassoworp de vlucht der meeuw. De kleine vijver is inktzwart en stil, als hoedde hij, een kleinodie, het slijk. De zomerboot, een dodenbark gelijk, ligt bij het tuinhuis, even zwart en stil. Watersneeuw De losse vlokken zijgen met de vleet in lodders ligt het land de lange laag te lijden die reeds aan 't dooien ons de maat vol modder meet. Het licht is aan de grond gedood tot grijs en grauw fantasties ligt de stad gewenteld uit de tijden de loden fosforlucht brandt op de daken blauw. Plamei en plodder eenzaam heen door dras en plas bezie de huizen niet die u ter wederzijden hun dompe warmten ballen ach- ter vrekkig vensterglas. Geen kerstcantate Niet alleen in het holst van de nacht van het jaar, iedere dag van het jaar heeft het licht het koud. Het vraagt om geen engelenstemmen, het hongert naar een beetje gerechtigheid aan deze kant van de tijd En dromen doet het ook niet van eeuwig hemelse zomers in en om het vaderhuis, het hunkert naar aardse dagen ooit zonder marteling en moord, het licht dat van puur licht kind is en woord. Last In het kind-zijn voel ik mij geborgen. Daar, waar het allemaal begint, waar men schoorvoetend wegen vindt naar de dag van morgen. Daar, waar ziel en zaligheid opgaan in ongekunsteld leven. Waar men bereid is te vergeven na een verbeten strijd. Daar, waar het kind wordt geboren, treden vergeten dromen naar voren, durven mensen weer te vragen. En wanneer hoogmoed de hoop verdrijft, waardoor men in dromen steken blijft, weet ik mij door het kind gedragen. 25 december 1969 Hij bad het Onze Vader. Wij keken naar het zwart dat ons voor ogen kwam. Een groot diep gat, zo dichtbij, dat God wel moest bestaan. Na het amen werd het licht. Scheen de zon in heldere groentesoep. Doopten wij ons wittebrood. Zagen wij de hemel in onze diepe borden.

Kerstliedjes

nr. Titels van de kerstgedichten Hits 1 8 days of christmas 1308 2 A christmas to remember 665 3 All I Want For Christmas 1427 4 All i want for christmas is you 732 5 And the angels sang 605 6 Angels we have heard on high 600 7 Angels, from the realms of glory 418 8 Angels, From the Realms of Glory 424 9 Another lonely christmas 324 10 As with gladness, men of old 390 11 At christmas 368 12 Away in a manger 737 13 Ayayay it's christmas 302 14 Christmas 442 15 Christmas (baby please come home) 264 16 Christmas evening 277 17 Christmas time 626 18 Christmas Time 811 19 Christmas time (dont let the bells end) 248 20 Christmas wish 348 21 Christmas without you 470 22 Ding Dong! merrily on high 664 23 Do they know it's Christmas 401 24 Driving home for christmas 308 25 Driving home for Christmas 520 26 Frosty the Snowman 534 27 Go, tell it on the mountain 556 28 Go, tell it on the mountain 652 29 God rest you Merry, Gentlemen 352 30 Good Christian men, rejoice 231 31 Good King Wenceslas 214 32 Happy christmas (war is over) 390 33 Happy Xmas (war is over) - John Lennon 342 34 Hark! the herald angels sing 386 35 Have yourself a merry little christmas 345 36 I don't wanna spend one more christmas without you 189 37 I guess it's christmas time 230 38 I heard the bells on Christmas Day 248 39 I saw Mommy kissing Santa Claus 242 40 I saw three ships come sailing in 241 41 I wish it could be christmas every day 272 42 I won't be home for christmas 241 43 I wonder as I wander 222 44 I'm dreaming of a white chirstmas 425 45 I'm dreaming of a white Christmas 338 46 If every day could be christmas 229 47 In love on christmas 223 48 In the bleak mid winter 280 49 It came upon a midnight clear 343 50 It's beginning to look a lot like Christmas 228 51 It's The Most Wonderful Time Of The Year 855 52 Jingle bell rock 492 53 Jingle bells 1137 54 Joy to the world 750 55 Last christmas 361 56 Last Christmas 406 57 Let it snow 546 58 Little Drummer Boy 877 59 Little Lamb 289 60 Love's in our hearts on christmas day 231 61 Mary's Boychild 912 62 Merry christmas 417 63 Merry christmas baby 255 64 Merry christmas, happy holiday 241 65 Miss you most (at christmas time) 258 66 My grownup christmas list 209 67 Need a little christmas 233 68 O come all ye faithful 640 69 O come, O come, Emmanuel 574 70 O little town of Bethlehem 536 71 Only wish (christmas song) 203 72 Perfect christmas 239 73 So this is christmas 654 74 Someday at christmas 222 75 The christmas song 316 76 The christmas song 272 77 The Christmas Way 326 78 The first Noël 749 79 The night before christmas 250 80 This christmas 259 81 Twelve Days of Christmas 315 82 We are the world 401 83 We wish you a merry christmas 899 84 When a child is born 312 85 When christmas comes to town 301 86 Where are you christmas 210 87 Where are you christmas 218 88 White christmas 452 89 White Christmas 741

Kerstverhaal

Het meisje met de zwavelstokjes Het beroemde sprookje van Andersen over een arm meisje Het was afschuwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Het was ook de laatste avond van het jaar, oudejaarsavond. In die kou en in dat donker liep er op straat een arm, klein meisje, zonder muts en op blote voeten. Ze had wel pantoffels aangehad toen ze van huis ging, maar dat hielp niet veel: het waren heel grote pantoffels, haar moeder had ze het laatst gedragen, zo groot waren ze, en het meisje had ze bij het oversteken verloren, toen er twee rijtuigen vreselijk hard voorbijvlogen. De ene pantoffel was niet te vinden en met de andere ging er een jongen vandoor: hij zei dat hij hem als wieg kon gebruiken als hij later kinderen kreeg. Daar liep dat meisje dus op haar blote voetjes, die rood en blauw zagen van de kou. In een oud schort had ze een heleboel zwavelstokjes en één bosje hield ze in haar hand. Niemand had nog iets van haar gekocht, de hele dag niet. Niemand had haar ook maar een stuivertje gegeven. Hongerig en koud liep ze daar en ze zag er zo zielig uit, dat arme stakkerdje! De sneeuwvlokken vielen in haar lange, blonde haar, dat zo mooi in haar nek krulde, maar aan dat soort dingen dacht ze echt niet. Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans; het was immers oudejaarsavond en daar dacht ze wel aan. In een hoekje tussen twee huizen, waarvan het ene een beetje vooruitstak, ging ze in elkaar gedoken zitten. Haar beentjes trok ze onder zich op, maar ze kreeg het nog kouder, en naar huis durfde ze niet, want ze had geen zwavelstokjes verkocht en ook geen stuivertje gekregen. Haar vader zou haar slaan en thuis was het trouwens ook koud. Ze woonden vlak onder het dak en daar blies de wind doorheen, ook al waren de ergste kieren met stro en oude lappen dichtgestopt. Ze had bijna geen gevoel meer in haar handjes van de kou. O, wat zou een zwavelstokje lekker warm zijn! Zou ze er eentje uit het bosje durven trekken en het tegen de muur afstrijken om haar handen te warmen? Ze trok er een uit. "Ritsss..." Wat vlamde dat, wat brandde dat! Het gaf een warm, helder vlammetje, net een kaarsje, toen ze haar handen eromheen hield. Een wonderlijk licht gaf het. Het meisje dacht dat ze voor een grote, ijzeren kachel zat met glimmende koperen ballen en een koperen trommel. Het vuur brandde zo heerlijk, het was zo lekker warm. Maar wat was dat? Het meisje strekte haar voetjes al uit om die ook te warmen - toen ging de vlam uit, de kachel verdween - en zij zat met een stompje van het afgebrande zwavelstokje in haar hand. Ze stak er nog een aan. Het brandde, het gaf licht en waar het schijnsel op de muur viel, werd die doorzichtig, net als een sluier. Ze keek zo de kamer in, waar de tafel gedekt was met een spierwit tafelkleed, met het fijnste porselein. De gebraden gans, gevuld met pruimen en appeltjes, stond heerlijk te dampen. En wat het aller-heerlijkst was, de gans sprong van de schaal en waggelde met een vork en mes in zijn rug over de grond. Hij kwam recht op het arme meisje af; toen ging het zwavelstokje uit en was alleen de dichte, koude muur er nog. Ze stak er nog een aan. Toen zat ze onder de mooiste kerstboom, nog groter en nog rijker versierd dan de boom die ze door de glazen deur bij de rijke koopman had gezien, vorig jaar met Kerstmis. Er brandden wel duizend kaarsjes aan de groene takken, en gekleurde prentjes, zoals je die in etalages ziet, keken haar aan. Het meisje strekte haar beide handen uit - toen ging het zwavelstokje uit, de vele kerstkaarsjes gingen de lucht in en veranderden in sterren, zag ze. Eentje viel er en liet een lange streep van vuur achter aan de hemel. "Nu gaat er iemand dood," zei het meisje. Want haar oude grootmoeder, de enige die lief voor haar was geweest, maar die nu dood was, had gezegd: "Als er een ster valt, gaat er een zieltje naar God." Ze streek weer een zwavelstokje af tegen de muur, het gaf licht en in het schijnsel stond haar oma, heel duidelijk, heel stralend, heel vriendelijk en lief. "Oma!" riep het meisje. "O, neem me mee! Ik weet dat je weg bent, als het zwavelstokje uitgaat. Weg, net als de warme kachel, de gebraden gans en die prachtige, grote kerstboom." Haastig streek ze de rest van de zwavelstokjes uit het bosje af, want ze wilde oma vasthouden. De zwavelstokjes gaven zoveel licht dat het klaarlichte dag leek. Oma had er nog nooit zo mooi en zo groot uitgezien. Ze nam het kleine meisje op haar arm en ze vlogen, stralend en blij, heel, heel hoog. Er was geen kou, geen honger, geen angst - ze waren bij God. Maar in het hoekje bij het huis zat in de koude wintermorgen het kleine meisje met de rode wangen, met een glimlach om haar mond - dood, doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar. Het werd nieuwjaarsochtend en de kleine dode zat daar met haar zwavelstokjes, waarvan een bosje bijna was opgebrand. Ze heeft zich willen warmen, zeiden ze. Niemand wist wat voor moois ze had gezien, hoe stralend ze met oma de vreugde van het nieuwe jaar was ingegaan.

Kerstverhalen

De citerspeler Een Fins volksverhaal over een door heksen ontvoerd meisje Er was eens een knaap die geen liefje had. Het werd Kerstmis, en de andere jongens gingen allemaal naar het feest, maar hij bleef alleen thuis zitten. "Wat moet ik nou?" dacht hij. Hij pakte zijn beurs, ging een kaars kopen, haalde thuis zijn citer op en begaf zich naar het badhuisje, waar hij de kaars ontstak en op de kachel zette. Toen begon hij te spelen. Verzonken in droef gemijmer had hij zo een tijdje zitten tokkelen toen er plotseling een meisje het badhuisje binnentrad en begon te dansen. Vervolgens kwam ze naar de jongen toe en gaf hem een kus. Pas toen de klok middernacht sloeg verdween ze weer. De volgende avond begaf de jongen zich opnieuw naar het badhuisje om daar op zijn citer te spelen. En wederom kwam het meisje binnen en danste voor hem en gaf hem een kus. De derde avond nodigde de jongen zijn oude petemoei uit en vroeg haar om raad. De wijze oude vrouw dacht diep na en raadde hem toen: "Hang een kruis om je hals, over je kiel heen, en als dat meisje nu weer komt en je een kus geeft, hang haar dan snel het kruis om haar hals." Toen het meisje die avond kwam en hem wilde kussen hing hij gauw het kruis om haar hals. Ze riep zacht iets uit het raam, en van buiten hoorde hij het geluid van andere meisjesstemmen... De jongen schrok zo dat hij bewusteloos neerzeeg. De volgende morgen, toen hij ontwaakte, zag hij dat het meisje nog steeds bij hem zat. Hij liep naar huis, op de voet gevolgd door het meisje. Hij probeerde met haar te praten, maar ze kon geen woord uitbrengen. Meneer pastoor werd erbij geroepen en die las haar Gods woord voor. Dit gaf het met stomheid geslagen wicht op slag haar spraakvermogen terug, en ze vertelde waar ze vandaan kwam, dat ze geboren was op het slot en de dochter van de graaf was. "Wil je me begeleiden naar mijn vader?" vroeg ze de jongen. Zo gingen ze samen op weg, met een paard en een krakkemikkige wagen, waarmee ze het slot niet mochten bereiken, want de wagen begaf het en stortte in elkaar en het paard was binnen de kortste keren bekaf. Ze vervolgden hun weg nu te voet, tot ze tenslotte bij het kasteel kwamen. Daar werden ze echter niet zomaar binnengelaten. "Heeft de graaf niet een lief kindje?" vroegen ze. "Dat klopt ja," luidde het antwoord. "Wij komen met nieuws over dat kind," zeiden ze, en toen werden ze bij de graaf gebracht. De graaf vroeg: "Wat weten jullie van mijn kind?" - "Het enige wat we weten," zeiden ze, "is dat het kind eenentwintig jaar oud is, en dat het nooit gegroeid is en toch niet doodgaat. Dat is jullie kind namelijk helemaal niet, ik ben jullie dochter." "Jij? Ons kind?" riep de graaf perplex uit. "Hoe kan dat nou?" "Dat zit zo," legde het meisje uit, "ik ben ontvoerd door een heks die dat kind in mijn plaats in de wieg heeft gelegd. Ik ben nu al eenentwintig jaar bij haar." Even was het stil. Toen vroeg het meisje de graaf: "Hebben jullie destijds niet een bal gegeven?" "Dat klopt ja, ik herinner me dat bal nog als de dag van gisteren." "En is er toen niet een zilveren lepel gestolen?" "Dat is waar ook!" zei de graaf met toenemende verbazing. "En wat hebben jullie toen met de huishoudster gedaan?" "Die hebben we laten kastijden wegens diefstal." "En een tijdje later, gaven jullie toen niet weer een bal? En is er bij die gelegenheid niet een zilveren beker gestolen?" "Klopt," prevelde de graaf. "Die huishoudster, dat was geen slecht mens," zei het meisje, "wij hebben toen die beker gestolen! Ik hoop dat het nu duidelijk is dat ik jullie dochter ben, en deze jongeman hier wil ik als echtgenoot." "Waar heb je die arme sloeber in godsnaam opgeduikeld?" vroeg de graaf. Het meisje vertelde: "Het was kerstavond en deze schat zat in het badhuisje op zijn citer te spelen. Toen vroeg ik of ik naar hem mocht kijken. Dat mocht. Ze stuurden me naar binnen om voor hem te dansen en ze bevalen me hem te kussen, want we wilden hem inpalmen. Maar deze snuiter was ons te slim af! Twee avonden achtereen bracht ik vrijblijvend met hem door. Maar de derde avond gooide die rakker me een kruis om mijn hals, en toen ben ik bij hem gebleven. De volgende morgen ben ik hem achternagelopen. Kortom, zo heeft hij mij uit de ban van die heksen verlost." De graaf erkende het meisje als zijn dochter. "Maar wat moeten we nu beginnen met dat kindje dat al eenentwintig jaar bij ons is?" vroeg hij. "Er zit maar een ding op," sprak het meisje op gedecideerde toon. "Je moet een brandstapel laten bouwen en die aansteken en mij dan het kind geven!" Ze brachten haar het poppedeintje, dat zij met een fluks gebaar op een grote spa legde en met een boogje in het vuur wipte. De ontzette heksen krijsten uit het raam: "Verbrand ons kind niet!" Maar reeds sloegen de vlammen hoog op, de huid van het kindje barstte open en spatte van het lijfje af, en toen de vuurzee luwde bleek er van het heksenkind niets anders over te zijn gebleven dan een klomp elzenhout. Het meisje liep naar haar aanstaande toe en toonde hem de houten stomp te midden der smeulende resten van de brandstapel, en de graaf zei tegen hem: "Het lijkt me dat jullie maar eens moesten gaan kijken hoe het met je huis is!" - "Maar ik heb niet eens paarden voor de reis erheen," antwoordde de jongeling. De graaf liet paarden en een gerieflijke reiskoets voor ze aanrukken en gaf hun bovendien ook nog een koetsier, en zo reden ze in ongekende luxe naar het huisje waar de jongeman gewoond had. Zijn povere hut maakte een armzalige indruk en de graaf sprak: "Over een maand staat hier een degelijk huis van steen!" Ze bouwden een mooi stenen huis voor hem, waar hij met zijn jonge bruid introk, en daar, in dat fraaie en deugdelijke bouwwerk, wonen ze nu nog.

Links

kerstversjes Kerst Kerstliedjes Kleine versjes Versjes Kerst Krabbels Verzamelde versjes kerst+versjes KERST PLAATJES KERST;VERSJES

  • Eigen
  • Eigen2
  • Kerst
  • Kerst
  • Kerst
  • Kerst Krabbels
  • KERST PLAATJES
  • Kerst+versjes
  • KERST;VERSJES
  • Kerstliedjes
  • Kerstversjes
  • Kleine versjes
  • Rom
  • Versjes
  • Verzamelde versjes
© 2006-2024 Jouwpagina.nl | Pagina maken | Algemene voorwaarden | Contact